De Nederlandse bouwwereld 1940-1950

Een groot deel van de Nederlandse bouwwereld heeft zich in de periode 1940-1945 uit winstbejag vrijwillig laten inschakelen door de Duitse bezetter. In slechts weinig gevallen was er sprake van principiële weigering. Het sectorale belang van de bouwwereld bestond uit het zoveel mogelijk voorkomen van maatregelen van zowel Duitse als Nederlandse zijde die de ondernemersvrijheid beperkten. De houding van de grote GWW-aannemers die voor Rijkswaterstaat werkten kenmerkte zich door verregaand eigenbelang en een respectloze houding, ondanks de inspanningen van Rijkswaterstaat om hen aan het werk te houden en financieel tegemoet te komen. Voor de Nederlandse bouwwereld was de bezetting business as usual, maar dan in een andere constellatie. 
Dat zijn de belangrijkste conclusies uit Bouwen zonder scrupules. De Nederlandse bouwwereld 1940-1950 van Geert-Jan Mellink. Het is de handelseditie van het proefschrift Bouwen zonder scrupules. De Nederlandse bouwnijverheid tijdens de bezetting en de eerste jaren van wederopbouw (1940-1950) waarop Mellink 23 januari promoveert aan de Technische Universiteit Eindhoven.

De verschillende Wehrmacht-onderdelen (Luftwaffe, Heer en Kiegsmarine), Organisation Todt, de SS en andere Duitse opdrachtgevers, hebben in Nederland ten minste anderhalf miljard gulden (ruim 10 miljard euro nu) besteed aan bouwactiviteiten, voornamelijk van militaire aard. Het aandeel van de Nederlandse bouwindustrie daarin bedraagt circa 1,2 miljard gulden. Dit bedrag is exclusief de omzet van enkele honderden Nederlandse aannemers in Frankrijk, Duitsland en de bezette Duitse oostgebieden (Baltische staten, Oekraïne en het huidige Belarus) die tussen 150 en 200 miljoen gulden ligt. Ter vergelijking: het bedrag dat gedurende de hele bezetting aan Nederlandse overheidsopdrachten is besteed, bedraagt bijna een miljard gulden. De Nederlandse bouwbedrijven werden in Nederland door de bezetter met name ingezet voor de uitbreiding en modernisering van de bijna dertig vliegvelden en de aanleg van de Atlantikwall, de 6.200 kilometer lange Duitse verdedigingslinie langs de West-Europese kust.

Hoeveel bouwbedrijven voor de Duitsers hebben gewerkt is onbekend. Gezien de enorme omvang van de werkzaamheden moeten dat er ettelijke duizenden zijn geweest. Het aantal daadwerkelijk voor economische collaboratie berechte en veroordeelde aannemers ligt echter beduidend lager en is vermoedelijk slechts het topje van de ijsberg.

De bouwwereld, aanvankelijk vrijwillig verenigd in de Federatie Werkgevers Bouwbedrijf en vanaf september 1941 in de op Duitse leest geschoeide Bedrijfsgroep Bouwindustrie, slaagde er tijdens de bezetting in om beperkende maatregelen zoveel mogelijk te voorkomen. Onder aanvoering van grote grond-, weg- en waterbouwaannemers (GWW-aannemers), zoals de Amsterdamsche Ballast Maatschappij (ABM), de Hollandsche Beton Maatschappij (HBM), D. Blankevoort en Van Hattum & Blankevoort, verzette zij zich succesvol tegen de plannen van Algemeen Gemachtigde voor de Wederopbouw en de Bouwnijverheid, dr. ir. J.A. Ringers, om de bouwsector te reguleren vanwege het belang van de wederopbouw en woningbouw. Ringers was net als zijn Duitse tegenvoeter,Bevollmächtigter für die Bauwirtschaft dipl.-ing. Richard Werckshagen, voorstander van prijs- en calculatievoorschriften, transparante begrotingen, prijscontrole en een verbod op geheime prijsafspraken, de zogenaamde opzet.

Het dilemma of de Federatie Werkgevers Bouwbedrijf en later de Bedrijfsgroep Bouwindustrie, medewerking moest verlenen aan verzoeken van Werckshagen en andere Duitse autoriteiten voor de inzet van Nederlandse aannemers in het buitenland, loste NSB-lid ir. R.A.Th. Brusse op. Eerst als ondernemer en later als vice-voorzitter van de Bedrijfsgroep Bouwindustrie, slaagde wegenbouwer Brusse erin om vrijwel de hele buitenlandse inzet van aannemers voor de Duitsers te organiseren. Hij deed dit zonder zijn medebestuursleden daarvoor verantwoordelijk te maken en zonder de sectorale belangen van de bouwwereld te schaden of in conflict te komen met de verschillende Duitse instanties.

De grote GWW-aannemers die voor Rijkswaterstaat werkten hadden slechts oog voor hun eigen zakelijke belangen, zoals de financiële afwikkeling van stopgezette werken en voortdurende aanpassing van de al ruimhartige risicoregeling van Rijkswaterstaat die voorzag in schadeloosstelling door de oorlogsomstandigheden. De aannemers zagen de Federatie en de Bedrijfsgroep als een instrument om die belangen te dienen, zodat binnen de Federatie individuele en sectorale belangen door elkaar liepen. Oog voor het algemeen belang hadden de aannemers niet, net zomin als begrip voor de omstandigheden en de situatie waarin bedrijven uit andere sectoren verkeerden. Ook toonden ze geen enkele dankbaarheid voor de gezamenlijke inspanningen van Ringers en directeur-generaal dr. ir. L.R. Wentholt van Rijkswaterstaat om hen aan het werk te houden door werken uit te geven die niet noodzakelijk waren. Het is daarom niet verwonderlijk dat zowel Ringers als Wentholt zich teleurgesteld toonden in de opstelling van de aannemers.

Bouwen zonder scrupules | De Nederlandse bouwwereld 1940 – 1950
Geert-Jan Mellink

Aantal pagina’s: 320 pag.
Illustraties: ca. 25 afbeeldingen in zwart-wit
Uitvoering: paperback met flappen
Taal: Nederlands
Formaat: 17 x 24 cm
ISBN: 978 94 625 85829
Jaar: januari 2024
Vormgeving: Victor de Leeuw
Prijs: € 34,95