Weidevogels blijven het moeilijk hebben
De jarenlange neerwaartse trend in de aantallen weidevogels in Overijssel heeft zich tussen 2017 en 2019 verder doorgezet. De wulp is echter in aantal iets toegenomen en ook de graspieper nam toe. Maar voor soorten als grutto en kievit blijft de trend negatief. Het blijkt dat op locaties waar door natuurorganisaties en agrarische natuurverenigingen veel wordt gedaan voor weidevogels, zoals in delen van de polder Mastenbroek, herstel mogelijk is. Belangrijke voorwaarden hierbij zijn plas-dras plekken (doelbewust pleksgewijs de waterstand verhogen in het broedseizoen), kruidenrijke percelen en een rustperiode in het broedseizoen van 1 april tot circa half juni zodat jonge vogels kunnen uitvliegen. In deze weidevogelbeheergebieden zijn de dichtheden hoger voor kritische weidevogels dan daar buiten. Heel gunstig is hier dat in 2019 eind mei bijna 70% van de gruttoparen met jongen rondliepen. Er zijn in 2019 genoeg jongen grootgebracht om de populaties in deze gebieden in stand te houden met kans op uitbreiding.
Inspanning van boeren
In een gebied met beheerovereenkomsten (boeren krijgen vergoeding voor het later maaien, vaak in juni) geldt dat dichtheden van weidevogels hoger zijn dan in gebieden zonder deze overeenkomsten. Overeenkomsten zijn het meest effectief als ze worden gesloten voor grotere aaneengesloten gebieden. Vanaf 2010 zijn de agrarische natuurverenigingen (als gebiedscoördinatoren) verantwoordelijk voor de uitvoering van het weidevogelbeleid voor gebieden met relatief veel weidevogels. Dit vindt gebiedsgericht plaats. Samen met agrariërs, weidevogelbeschermers, wildbeheereenheden en natuurbeschermingsorganisaties wordt per gebied een collectief weidevogelbeheerplan opgesteld. De verwachting is dat deze gezamenlijke gebiedsgerichte aanpak de komende jaren tot betere resultaten zal leiden. De zeldzame soorten watersnip, zomertaling en slobeend komen echter alleen nog voor in reservaten die beheerd worden door natuurorganisaties.
Beheerde gebieden niet onverdeeld gunstig
Ondanks grote inzet in beheergebieden zoals in delen van de polder Mastenbroek en in het Lierder- en Molenbroek blijkt dat de aantallen van de kievit en grutto in vier jaar tijd duidelijk achteruit zijn gegaan De tureluur en wulp zijn stabieler. Bij de tureluur komen veel jongen groot. De roodborsttapuit, in het verleden een soort van heide en moerassen, heeft in de periode 2005-2019 een sterke opmars laten zien. De soort nam eerst in aantal toe in natuurgebieden en is daarna verschenen in cultuurland met kruidenrijke randen.
Foto: Grutto © Klaas Krale 2016